Tiemen
Toen ik een kleine 15 jaar geleden geïntroduceerd werd in de Zonnebloemfamilie door mijn toenmalig kersvers lief - en huidige man - hoorde ik voor het eerst van Tiemen.
Die werd toen aan mij voorgesteld als de 'voormalige huispuber van de Tongstraat'.
Ge kent het wel, hé.
Zo'n jonge gast die bij een nest studenten kwam hangen die vast van plan waren om de wereld te veranderen.
Hij was 20, ik 28, toen ik hem voor het eerst ontmoette.
Ik had het er meteen voor.
Zo'n type kerel waar ik vroeger ook altijd een zwak voor had.
Grote mond, klein hartje, een tikkeltje mysterieus en ambitieus in denken en dromen, met een soortement van humor die ik helemaal kon smaken.
En dan, die energie! Die uitstraling! Die wilde dromen!
Ik werd er soms door omvergeblazen.
Zo'n portie pure Tiemen op mijn dak, niet altijd even evident, ik zeg het u.
Maar hij had iets, jong.
Naarmate de jaren voorbijgingen begon ik meer en meer te begrijpen wat mij zo aantrok in hem.
Zeker de laatste jaren.
Ik herkende iets.
De intensiteit.
De worsteling.
De diepgang.
De zoektocht.
Ik herkende de extremiteiten van een hoofd en een hart die soms op ontploffen staan, overlopend van de drang om de wereld te begrijpen en te bevatten, het zoeken naar nut en zin van de dingen, de nood aan richting en voorspelbaarheid, maar ook aan avontuur, plezier en schalksheid, de behoefte aan andere mensen dicht om ons heen, maar ook naar stilte, rust en allenigheid.
Ik herkende de voortdurende evenwichtsoefening tussen hart en brein die keihard clashen en veel brokken maken; de diepe liefde voor mensen die ons hart weten te raken; de pijn van de afstand tussen anderen en onszelf omdat onbegrip, onvermogen of vurige intensiteit de schakels breken.
Ik herkende de weggestopte pijn van schuldgevoel en schaamte van zo hard willen maar heel vaak niet kunnen; het oeverloos verlangen naar schoonheid en harmonie; het toveren met woorden en er anderen blijkbaar mee ontroeren.
Ik was altijd blij als Tiemen erbij was.
We konden lang aan de praat zijn binnen de context van een vriendensamenkomst, maar het is niet dat we elkaar apart zagen.
Ik wist soms niet goed of er eigenlijk wel sprake was van vriendschap.
Nu weet ik het wel: tuurlijk was er vriendschap.
Misschien niet van de typisch soort, maar een eigen-wijze variant ervan.
Diep donker
Tiemen heeft meerdere zware periodes meegemaakt.
Ook in 2019, toen ik zelf keihard worstelde met het leven.
Ik wilde zo graag voor hem zorgen; hem opnemen in ons gezin.
Maar ik had amper de energie om me zelf staande te houden.
En zelfs dan nog; ook al wil je je zo graag ontfermen over iemand met harten- en zielenpijn; het is misschien voor even mogelijk, maar geen mens houdt dit vol op langere termijn.
Dat vreet aan je.
Mattias vertelde het al op Tiemens uitvaart: hij voelde zich een beetje een grote broer voor Tiemen, een papa soms.
In elk geval, mijn immer praktisch ingestelde husbando betekende het voorbije half jaar niet alleen voor mij, maar ook voor Tiemen een bron van rust.
Ik probeerde zo goed en zo kwaad als het ging om mijn rots in de branding te delen met iemand die het in mijn ogen nog veel harder nodig had dan ik.
Toegegeven, dat was niet altijd even simpel.
Maar wat ben ik ongelooflijk dankbaar dat ik op die manier ook een beetje kon bijdragen aan het veilig gevoel waar Tiemen zo keihard naar op zoek was.
Fastforward naar 24 december 2022.
Kerstavond.
We hadden Tiemen uitgenodigd om bij ons te komen eten.
De kindjes waren uit logeren; ik had mij ingesteld op een avond waarbij Tiemen voor een aantal uren bij ons kon 'zijn', samen met de donkerte die hem omringde, een zwaarte die hij al zo lang alleen probeerde te dragen en in ministukjes probeerde te verdelen onder de dichtste mensen rondom hem.
Het was een warme, maar ook moeilijke avond.
Tiemen genoot van het lekkere eten dat Mattias op tafel zette en van de geruststellende zekerheid dat er niets van hem verwacht werd, ook geen 'dank u' zeggen of conversatie houden of gezellig zitten wezen.
Al snel werd hij zichtbaar gestresseerd en angstig bij de gedachte dat hij over een paar uur alweer in Sint-Lucas moest zijn, waar hij net dat kerstweekend op de paaz-afdeling verbleef.
Hij zat er plots heel suf bij.
Hij was zo moe, zei hij.
Zijn benen deden pijn.
Hij wilde zo graag gewoon op een veilige, warme plek zijn en blijven.
Ik herkende de immense zuigkracht van de draaikolk die een mens kan overspoelen en met zich meesleuren.
Een brein en lijf in overlevingsstand en beschermingsmodus.
De donkere angstgedachten die daaruit voortvloeien vallen niet met rede te benaderen.
Met liefdevolle kordaatheid en weinig woorden konden we hem aansporen om toch de avond in te wandelen.
We hadden het al een paar keer benoemd: als de kolkende woeligheid weer daar is, dan probeer je naar het hier en nu te komen. Uit dat kopje, voorzichtig naar het lijfje.
Bewegen, al is het heel zachtjes, kan helpen.
Maar hoe doe je dat als alle energie uit je is weggezogen, wanneer je amper de fut hebt om recht te staan?
Te uitgeput om zich te verzetten tegen de weerstand die hem overviel vertrokken we in stilte richting de andere kant van Gent.
Elk op ons eigen tempo.
Mattias en Tiemen voorop, ik achterop.
Vreemd genoeg gaf het mij een soort troost te weten dat wij letterlijk een stuk op Tiemen zijn pad konden meestappen.
Dat hij dit stukje niet alleen moest gaan.
Het voelde voor ons al zo zwaar, wat moet het voor hem niet geweest zijn.
Ik heb het mij zoveel keer afgevraagd.
We stopten een paar keer onderweg, o.a. bij het Van Eyck-zwembad, aan de bankjes die uitkijken op Portus Ganda.
Even rusten, van alles.
Ook wij.
Zwijgend gaf ik Tiemen mijn stiekem kerstcadeau dat ik voor hem kocht.
Het boek van James Norbury: De reis van Grote Panda en Kleine Draak.
Hij was zo aangedaan door dit gebaar dat hij begon te huilen.
Ik voelde dat er zoveel meer dan ontroering en dankbaarheid in zijn tranen zat.
Met een heleboel emoties in ons gezelschap zetten we de tocht verder.
Na nog een stop voor een warme chocomelk waarna hij plots weer wat opklaarde en Mattias uitdrukkelijk bedankte voor de wandeling, kwamen we aan in het ziekenhuis en liepen we mee tot aan de gang van de afdeling waar hij de nacht zou doorbrengen.
Het was bevreemdend om hem daar achter te laten.
En plots zag ik een stukje Tiemen terug van vroeger, toen hij zelf plots redelijk gedecideerd zijn moed bijeenraapte, nog een lol maakte en zo de nacht inging.
Alsof het nu zijn beurt was om ons gerust te stellen.
Hij stuurde mij wat later nog een bericht dat hij zo content was met het boek.
Hoe die stomme, simpele prentjes en een paar woorden zoveel troost konden bieden.
Ik schreef terug dat het mijn beste impulsaankoop ever was.
Omdat dit boek een troost voor hem betekende draag ik een stukje eruit graag op aan alle liefhebbers van Tiemen, van dichtbij en veraf.
Mensen die allemaal een stuk op zijn pad zijn meegelopen; of dat nu lang geleden is of nog maar heel recent.
— Uit De reis van Grote Panda en Kleine Draak van James Norbury:
Dju toch
Och, Tiemel, Tiemen, lieve vriend.
Je schone, grote, overvolle, intense hart woog op den duur te zwaar.
We probeerden het met z'n allen mee te dragen, elk op onze eigen manier en binnen onze soms veel te beperkte mogelijkheden.
Ik vind het zo spijtig dat het niet genoeg was, maar ik ben zo dankbaar dat we toch een stukje van ons hart aan jou konden geven.
Hopelijk vind je nu de vredevolheid en de rust waar je zo naar verlangde.
Ik gun het je keihard(t).
Fuck jong.
Ik had je zo graag zoveel meer knuffels willen geven, stilzwijgend of heftig gesticulerend met jou willen praten over het leven; ik had die stomme draaikolken uit je hoofd willen halen; ik wilde nog zoveel meer proeven van jouw woordkunsten; ik had nog honderdduust guitige, zwoele, betekenisvolle, alleszeggende blikken willen wisselen met jou.
Nu is het wat stil in mijn ogen.
Maar wat overblijft is liefde.
Altijd.
Alleen maar liefde.
Merci voor je podiumkunsten, die mij deden dromen van anders.
Merci voor je guitigheid, je enthousiasme, je volle ‘zijn’.
Merci voor de nazorg na afloop van ‘Audience’ in 2011, het controversieel toneelstuk van Ontroerend Goed waarin iemand uit het publiek keihard de destructieve kracht van groepsdruk mocht (moest) ervaren.
In 1 van de voorstellingen was ik de uitverkorene, godver.
Sterk stuk, maar ik dacht ook: “Vergeet het dat ik ooit nog naar een toneelstuk met jou kom kijken.”
Ha, is dat even grandioos mislukt.
Merci voor je Zonnebloemliefde.
Merci voor je voorleesuurtjes tijdens de lockdown.
Merci voor het plantenstekje dat je aan onze zoon ooit cadeau deed voor zijn verjaardag.
Merci om onze kinderen serieus te nemen en hen als ‘volle mensen’ te beschouwen.
Merci voor je alleszeggende knuffel aan mijn voordeur toen ik ergens in het najaar ‘21 zelf het licht kwijt was.
Je zei dat je mij zo hard begreep, ik voelde het helemaal.
Merci voor de UnoFlip-spelletjes die je met onze kinderen speelde.
Merci om te lachen met mijn - “Badindaaaaaa” (ja, ‘k weet het, iets van Zonnebloem) - woordspelingen.
Merci voor je lef, je onzichtbaar doorzettingsvermogen, je zalige aanstekelijkheid en vurige liefdevolheid.
Merci voor je doortocht in mijn leven.
Hoewel ieder mens op aarde zijn beperkte tijd hier heeft, kregen en krijgen we niet genoeg van je.
Tot later misschien, jij prachtig mens.
Liefs
A.
Kleine Draak staarde over de onmetelijke oceaan die zich in alle richtingen uitstrekte.
"We zijn nog nooit zo verloren geweest," verzuchtte hij. "Als je je verloren voelt," zei Grote Panda, "sluit dan gewoon je ogen.
Hoor hoe het water tegen het vlot aan klotst, voel de zon op je huid en het briesje op je gezicht. Daar ben je. Je vindt jezelf snel genoeg."
En Kleine Draak probeerde het ... Maar in die stilte kon hij alleen maar denken aan hoe hij zijn geliefde theeservies was kwijtgeraakt, dat ze geen eten of drinken hadden en hoe ver ze van huis waren ...
Dus deed hij het enige wat hij kon bedenken en begon te peddelen.
Uren werden dagen.
Elke ochtend kwam de zon op, als een brandend rood boven de spiegelende oceaan, maar er was geen teken van land.
Op een nacht kroop Kleine Draak, zwak van de honger en dorst, naar Grote Panda en nestelde zich in zijn vacht.
"Hoe kun jij zo kalm zijn?" vroeg hij. "Dit is misschien wel het einde."
Grote Panda trok Kleine Draak dicht naar zich toe. "We hebben niets in de hand, kleintje ... Niet echt.
Ik vertrouw er gewoon op dat het leven ons brengt waar we moeten zijn."
"Maar wat als ik ergens ben waar ik niet wil zijn?" vroeg Kleine Draak.
"Dat gebeurt," zei Grote Panda, "en natuurlijk kunnen we proberen onze omstandigheden te verbeteren, maar sommige situaties, zoals deze, kunnen we niet veranderen en moeten we proberen te aanvaarden zoals ze zijn. Die aanvaarding brengt grote rust met zich mee."
Moe en zwak viel Kleine Draak in slaap en Grote Panda keek omhoog naar een van de mooiste nachten die hij ooit had gezien.