Te veel.
Te weinig geslapen
al veel te lang
Fiets kapot
Reservefiets dan maar
Zadel te hoog,
geen spatbord,
geen fietstas,
geen lichtjes
Aaaargh, te laat.
Gebeld naar het werk
Uiteindelijk vertrokken
begint het te regenen
Zadel lager gezet
Te laag zo vertellen
Mijn knieën
duwen en steken
harder. De regen ook.
Ik voel
ik ben moe
Ik ben op.
Ik mompel en vloek
Mezelf vooruit
In een fietsstraat
Scheert een auto van de post
mij rakelings voorbij
Ik vloek. Hij wordt het.
Mijn schietschijf, de schandpaal.
En ja hoor, hij stopt.
Ik roep: “Dat is hier een fietsstraat!”
Waarop hij begint te roepen
van alles wat ik niet versta.
Een uitnodiging voor mij
Mijn tirade krijgt hij er gratis bij.
Ik zeg: ‘Fuck you, gast’
Eerder tegen mijn stuur
Dan tegen de man
Ik rijd verder en denk:
shit, overprikkeld,
het gaat niet, ik wil niet.
Mijn bed heb ik nodig. Niet dit.
Op het werk aangekomen,
mijn rugzak en broek nat
en met modder bespat
Mijn slot weigert dienst
Ik voel tranen
Ze komen
Ik denk
Neen, dit echt niet
Ik wil naar huis
Nu.
En dan denk ik
Bedenk ik:
“Adem in, adem uit
Kom toe, verman je”
Verman je?
Wat kan je
Nog meer zeggen
En doen om nog minder
Te voelen dan wat is en wat kan
Mondmasker op
ik zie niets meer
mijn bril beslaat
met tranen en de warmte
van mijn adem
Ik duw ze terug
De tranen
Maar ze prikken en porren
Hopelijk loop ik
Niemand tegen t lijf
die vraagt
“Hoe gaat het met jou?”
12 minuten te laat
Kom ik de klas binnen
Zeiknat
Verontschuldig ik mij
En met mijn rug naar hen
Start ik de computer op
Ik vind niet
Wat ik nodig heb
Dju toch
Daar zijn ze weer
in stilte
Ze stromen
De tranen
Verzet
Dat lukt niet
Ze blijven komen
Ik kan niet stoppen
Ingehaald door
Mijn eigen ingehoudenheid
Ik sta op
En geef op.
Het vechten ertegen
Ik ga voor hen zitten
Achter mijn plexiglas
beschermingsscherm
En zeg: sorry,
stoppen, ik wil wel
Maar ‘t gaat niet.
De mannen zijn stil
Dat is quasi nooit het geval
Dat zwijgen in alle talen
Zorgt voor ruimte
En warmte.
Voor gelegenheid
Om voor even
Wat klein te mogen zijn.
Ze vragen:
Problemen met kindjes?
Alles goed met man?
Jij ben ziek?
Ik schud van neen
En glimlach
Het is gewoon allemaal te veel.
Ik vertel
Een beetje
In het simpelste Nederlands
Dat een mens die alles heeft
En zich eigenlijk geen
Zorgen hoeft te maken
Soms ook last heeft
Van een hart dat moe is
Of een hoofd dat vol zit.
En dat het goed is
Om te praten
Met hen
Omdat ik voel
Dat ik bij hen
Gewoon mens
Kan zijn.
“Vandaag niet-goed-dag
voor Adinda”
Zegt er een.
Ik knik en lach.
Deze mensen met de grootste
zorgen en het grootste hart
Spreken misschien maar een
beetje Nederlands
Maar zijn verdorie veel
Welbespraakter dan menig
Zelfverklaarde intelligente mens.
Die taal van voelen en mens-zijn
Spreken we eigenlijk allemaal
Het enige wat nodig is
Om elkaar te verstaan
Is de bereidheid
Tot luisteren.
Voorbij de grenzen.
Van landen, van oordeel,
Van het grote gelijk, van taal.
Adinda — februari 2021